Het boek dat ik momenteel aan het lezen ben heet 'Mama Tandoori' en is geschreven door Ernest van der Kwast. Het boek gaat over de Indiase en ietwat aparte moeder van Ernest zelf. Waarom behoort dit boek tot de categorie 'Literatuur'?
Het perspectief van het verhaal is in het eerste opzicht vrij normaal. Het begint in de ik-vorm, dat weet je doordat het boek opent met "Mijn moeder kwam in 1969...". Het verhaal is in het perspectief van Ernest geschreven, maar het gaat verder dan dat. Niet alleen is Ernest één van de hoofdpersonen, ook heeft hij de rol van de alwetende. Toekijkend van een 'afstand', wordt er verteld over niet alleen zijn moeders leven, maar ook dat van zijn broeder, oom, en nog meer, waar Ernest zélf niet bij is als ik-persoon, maar Ernest als de alwetende wél. Je volgt hier de avonturen van zijn geestelijk gehandicapte broer en hun moeder toen ze naar Lourdes gingen, in de hoop Ashirwad, de broer, te kunnen genezen. Ernest zelf was hier dus niet bij.
"De volgende plek die mijn moeder en broer in Lourdes aandeden waren de zeventien baden. Hierin stroomde het water uit de bron dat Bernadette had gedronken. Water dat een helende kracht zou bezitten, water waarvoor mijn moeder speciaal uit Rotterdam was gekomen, waarvoor pelgrims uit de hele wereld bleven komen. Ashirwad vond het water vooral koud."
Verder zit het wel goed met het Verhaalverloop. In principe zou je kunnen zeggen dat dit boek een autobiografie is, dan niet een biografie. Mocht je dit boek op het internet willen opzoeken, dan wordt het omschreven als een 'geromantiseerd verhaal over de moeder van Ernest van der Kwast' (x). Het wordt echter ook een 'autobiografisch boek' (x) genoemd. Zo blijkt dus weer dat het een speciaal boek is. Het is fictioneel, maar toch echt. Het boek is ook absoluut onvoorspelbaar en origineel. Er is geen 'plot' waardoor het altijd een verassing is wat er zal gebeuren, en je wordt niet veel wijzer van de achterkant waar enkel een zwart-witte foto van Ernest op staat.
Tegelijkertijd is de Opbouw en de structuur van het boek net zo speciaal. Er wordt veel met tijd en verhaallijnen gespeeld. Het ene moment kijk je vanuit Ernest's ogen toe hoe ze een voorraad pennywafels inslaan in tijden van aanbiedingen: "Ik wilde weglopen, wegrennen zo hard als mijn benen me dragen konden. Maar mijn moeder zei: 'Schiet op, anders zijn andere mensen ons voor." (...) Mijn moeder begon de pennywafels in haar winkelwagen over te hevelen. Ik volgde haar voorbeeld, omdat ik een scène wilde voorkomen. De mensen keken hun ogen al uit."
Het andere moment krijg je een geschiedenisverhaal te horen over zijn ambitieuze oom, die zijn dromen achtervolgde, nog voordat Ernest zelfs maar geboren werd.
"Abhimanyu was zeventien toen hij uit Bijnor vertrok met niet meer dan een kam in zijn achterzak. Hij was groot geworden, een boom van een man. Zijn broers werkten elke ochtend op het land en liepen elke ochtend voor de zon opkwam twaalf kilometer. (...) 'Bombay', had de man van de filmprojector gezegd. 'Daar gebeurt het, daar moet je naartoe.' Hij zou niet de enige Indiase jongen zijn die droomde van het witte doek. Miljoenen hadden dezelfde droom en ze joegen hem allemaal na. (...) Zijn moeder had zijn naam geschreeuwd op het perron, het was de laatste keer dat hij haar stem zou horen. Abhimanyu ging en zou er helemaal voor gaan."
Hier komen de elementen van het speciale perspectief in terug, en realiseer ik me dat al deze criteria aan elkaar gelinkt kunnen worden.
Momenteel ben ik over de helft met het lezen en ben ik erg benieuwd naar wat dit boek mij nog meer te bieden heeft. Dag!
Olivia, goed gedaan, heldere uitleg! Je hebt er goed over nagedacht.
BeantwoordenVerwijderen